Studiemateriaal aangeboden via het digitale leerplatform Blackboard:

• PowerPointpresentaties
• oefeningen
• casussen
• verbetersleutels
• (aanvullende) teksten
• aanbevolen (vak)literatuur en/of boeken

Deze studiematerialen dienen noodzakelijkerwijze aangevuld met notities uit de les.

De student heeft de eindtermen van secundair onderwijs behaald.

De student kan van een cursustekst een (schematische) samenvatting maken en is in staat om hoofd- en bijzaken uit het studiemateriaal te onderscheiden.

De student toont interesse in de actualiteit en in thema's van het sociaal werk.

De student ... 

1. kan “professioneel methodisch handelen” (algemeen begrippenkader, uitgangsprincipes, kenmerken en lagen van een methode, eclectisch handelen) verklaren, duiden en illustreren.

2. kan de betekenis en het doel van methodisch handelen binnen het sociaal werk verklaren en illustreren.

3. kan de internationale definitie van sociaal werk en de universele verklaringen van de mens als vertrekpunt van methodisch handelen verklaren (IIC).

4. kan het EDDA-model en de EDDA-actoren in het proces benoemen en toelichten. Tevens kan hij de spanningsvelden van en tussen de actoren theoretisch kaderen.

5. kan het belang van de relatie als voedingsbodem in het hulpverleningsproces toelichten binnen het methodisch denken en handelen. 

6. (h)erkent het belang van de relatiecompetentie van de maatschappelijk assistent en de wet van Maier en dit gedurende het hele hulpverleningsproces.

7. kan empowerment en het emancipatorisch handelen verklaren, alsook de betekenis hiervan bespreken voor de houding, de rol en het mandaat van de hulpverlener.

8. kan de presentiebenadering verklaren.

9. kan het belang van ‘taal’ en het invoegen met taal als bindmiddel van methodisch werken toelichten (IIC).

10. kan de kerntaken, rollen en vormen van bejegening van de hulpverlener benoemen, herkennen en illustreren in authentieke casuïstiek.

11. kan een weloverwogen keuze maken in rollen en vormen van bejegening in authentieke casuïstiek.

12. kan het belang om het netwerk van de cliënt te exploreren en te betrekken in het hulpverleningsproces bespreken.

13. beheerst de theorie over het genogram, ecogram en life-eventlijn en kan deze procesinstrumenten toepassen in authentieke casussen.

14. kan de besproken procesmodellen toelichten.

15. kan de kenmerken van methodisch handelen en de 4 lagen van een methode benoemen en toepassen op de besproken procesmodellen.

(ICC: internationaal en intercultureel competentiekader)

Via methodisch werken, procesmodellen en werkinstrumenten maken studenten zo concreet mogelijk kennis met methodisch hulpverlenen. Vaardigheden en technieken worden vertaald in duidelijke tools en handvaten die de student een kader bieden in praktijkgericht situaties. 

Volgende leerinhouden komen aan bod:

- het algemeen begrippenkader van het professioneel methodisch hulpverlenen;
- het actuele sociaal werk zoals vertaald in de krachtlijnen van de sociaal werkconferentie (2018);
- de 4 lagen van een methode (visie, doelstelling, relatie en technieken);
- de rollen en de kerntaken van de hulpverlener;
- de EDDA-actoren (op micro-, meso- en macroniveau) van het hulpverleningsproces en de spanningsvelden van deze actoren;
- de actuele relatie in het hulpverleningsproces en de relationele competenties (kennis, vaardigheden en attitudes);
- de betekenis, de fasen, de vaardigheden en technieken van een agogische plancyclus en andere procesmodellen;
- empowerment als waarde, doelstelling en proces;
- empowerment en emancipatorisch handelen, de taak en de rol van de hulpverlener;
- werkinstrumenten die tijdens EDDA-interventies gebruikt worden o.a. genogram, ecogram, life-eventlijn;
- het vakjargon van een hulpverlener.

De student kan voor vakspecifieke studiebegeleiding terecht bij de lector (na iedere les of na het maken van een afspraak).

Via het digitale leerplatform Blackboard wordt aanvullend volgende begeleiding aangeboden:

• Extra oefeningen met modeloplossing in kader van zelfstudie.

• Mogelijkheden voor digitale leeractiviteiten onder de vorm van kennistoetsen.

• Een proefexamen en modelantwoorden.

Bij opdrachten gelden de taalrichtlijnen en taalnormen zoals meegedeeld in de Blackboardcursus van dit opleidingsonderdeel.

Voor het examen worden geen minpunten voor taal in rekening gebracht.

Indien niet voldaan is aan de taalrichtlijnen en taalnormen, resulteert dit bij de opdrachten in minpunten, zoals weergegeven in het desbetreffende document in de Blackboardcursus van dit opleidingsonderdeel.

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.