Studiemateriaal aangeboden via het digitale leerplatform Blackboard:

• PowerPointpresentaties

• oefeningen

• casussen

• verbetersleutels

• (aanvullende) teksten

• aanbevolen (vak)literatuur en/of boeken
  
  

Deze studiematerialen dienen noodzakelijkerwijze aangevuld met notities uit de les.

Het handboek gebruikt in trajectschijf 1 wordt ook gebruikt in dit opleidingsonderdeel:
- Vlaeminck H., Malfiet W., Saelens S., Social Casework in de 21e eeuw. Een praktisch handboek voor professioneel hulpverlenen, 2010, Kluwer.

- De student kan van een cursustekst een (schematische) samenvatting maken en is in staat om hoofd- en bijzaak uit het studiemateriaal te onderscheiden.
- De student toont interesse in de actualiteit en in thema's van het sociaal werk.
- De eindcompetenties verworven via de opleidingsonderdelen 'Sociaal methodisch werken: procesmodellen en werkinstrumenten' en 'Sociaal methodisch werken: social casework en human resources basics' (TS 1) vormen de basis voor dit opleidingsonderdeel. Tevens gelden de eindcompetenties verworven via het opleidingsonderdeel 'Gespreks- en rapportagetechnieken' als vertrekpunt.
- De student beschikt over inzichten van de professionele identiteit van een sociaal werker.

- De student kan de aangeboden theorieën/kaders bespreken en kan deze inzetten bij analyses van casuïstiek om tot een methodische aanpak te komen (doelgericht, procesmatig en systematisch).
- De student kan de aangeboden methoden bespreken en linken aan de 4 lagen (visie, doel, relatie en technieken) en/of de 3 kenmerken (doel, proces en systematiek) van een methode.
- De student kan de (eerder) aangeboden methoden, theorieën en kaders vergelijken met elkaar, waarbij hij/zij de meerwaarde, de verschillen en de gelijkenissen kan bespreken.
- De student kan methodisch handelen, en dit op een integratieve en eclectisch wijze. Hij handelt hierbij vanuit een visie en doelgericht, treedt verbindend in relatie met de cliënt en/of zijn cliëntsysteem en hanteert diverse gesprekstechnieken en werkinstrumenten.

 - De student kan op basis van de eindcompetenties van het eerste jaar methodisch werken EDDA-interventies tijdens een hulpverleningsproces verklaren, herkennen en toepassen.

- De student kan op basis van de eindcompetenties van gespreks- en rapportagetechnieken van het eerste jaar diverse gesprekstechnieken herkennen en hanteren in gesprekken, alsook schriftelijk rapportage technieken hanteren.
- De student kan eerder verworven en nieuwe (gespreks)technieken toepassen tijdens oefengesprekken en kan deze inzetten om een professionele relatie aan te gaan.
- De student kan werkinstrumenten en gesprekstechnieken hanteren (indien nodig op een creatieve manier) om een professionele relatie aan te gaan en om aan te sluiten bij de cIiënt. (IIC)
De student kan het gehanteerde vakjargon verklaren en gebruiken op maat van de cliënt / werknemer. (IIC)
De student kan het belang van ‘taal’ en het invoegen/aansluiten met taal als bindmiddel van methodisch werken toelichten, illustreren aan de hand van voorbeelden en inzetten tijdens gesprekken. (IIC)
De student kan betekenisgeving bevragen in een gesprek en op zoek gaan naar mogelijke motieven en verwachtingen van de diverse betrokkenen. (IIC)
De student kan een gesprek voeren met een cliënt/werknemer om vragen en verwachtingen te verkennen, met bijzondere aandacht voor het in kaart brengen en bevragen van het systeem, vanuit een krachtengericht perspectief. De student kan in dialoog treden met een cliënt/werknemer waarbij de (hulp)vraag integraal geëxploreerd wordt, hypotheses respectvol getoetst worden en diagnoses geformuleerd worden in functie van veranderingsgericht werken om finaal te komen tot duidelijk omschreven (hulpverlenings)doelen.
De student kan in dialoog met de cliënt/werknemer de verantwoordelijkheid laten waar ze hoort (empowerment/emancipatorisch handelen).
De student kan binnen het methodisch handelen steeds de juist professionele rol opnemen ten aanzien van de doelgroep. Bij het opnemen van deze rol handelt hij vanuit een kritische houding, gaat steeds in dialoog met de doelgroep, toont echtheid en veroordeelt niet, is oprecht en authentiek en zorgt ervoor dat hij steeds versterkend en verbindend werkt.(IIC)

De student kan zich in zijn denken en handelen laten leiden door de kernwaarden en basisattituden van een sociaal werker.

De student heeft zicht op (eigen) vooroordelen en kan professioneel hanteren bij het methodisch handelen. (IIC)
De student kan reflecteren en leren over het eigen professioneel handelen tijdens werkzittingen (oefengesprekken, rollenspelen, inleefoefeningen, reflectie als leermoment …).
De student volgt actuele ontwikkelingen binnen het sociaal werk en kan zelfstandig (aangeboden) vakliteratuur verwerken.

(IIC : internationaal en intercultureel competentiekader)

De leerinhouden van 'Sociaal methodisch werken: verdiepen en verbreden 1' bestaan uit: 

- Herhaling en integratie leerstof eerste trajectschijf Sociaal Methodisch Werken en gespreks- en rapportagetechnieken.
- Algemeen systeemtheoretische benadering in het sociaal werk: de visie, de doelstellingen, de relatie en de technieken.
- Communicatietheorie: de visie, de doelstellingen, de relatie en de technieken.
- Oplossingsgerichte benadering in het sociaal werk: de visie, de doelstellingen, de relatie en de technieken.
In dit opleidingsonderdeel worden er keuzemodules aangeboden. Studenten kiezen 1 module (uit een aanbod van 5 methodische kaders) en kunnen op deze manier eigen accenten leggen in hun leertraject. De verschillende modules worden via Blackboard gecommuniceerd.

De student kan voor vakspecifieke studiebegeleiding terecht bij de lector (na iedere les of na het maken van een afspraak).

Via het leerplatform Blackboard wordt volgende begeleiding aangeboden:
- Extra oefeningen met antwoordsleutel in kader van zelfstudie.

- Mogelijkheid voor digitale leeractiviteiten.

1. Aanwezig zijn tijdens de werkzittingen.

Er worden maximaal 1 ongewettigde afwezigheid getolereerd. Een student dient elke andere afwezigheid te wettigen.

Een afwezigheid is gewettigd indien de officiële richtlijnen met betrekking tot het melden van een afwezigheid gevolgd worden, beschreven in de 'Handleiding Afwezigheden studenten MIJN PXL dept SWA 2019-2020.' (zie Blackboard).

Binnen het departement Social Work worden enkel de hierna opgesomde situaties als gewettigd afwezig erkend:
- Een doktersattest uitgeschreven op de eerste dag van de afwezigheid. Ingeval dit niet mogelijk is, dan wordt een medisch attest, uitgeschreven op de dag volgend op de eerst dag van afwezigheid, uitzonderlijk aanvaard mits de student een bewijsstuk, uitgeschreven door de (huis)arts, kan voorleggen dat hij gebruik geeft gemaakt van de eerstvolgende beschikbare afspraak.
- Een attest van faciliteiten. De student meldt zijn afwezigheid binnen de 5 kalenderdagen (inclusief de 1ste dag van afwezigheid) via Mijn PXL en verwijst naar het faciliteitenattest. Indien de afwezigheid van de student altijd gewettigd is, wordt de lector hiervan op de hoogte gesteld door de studentenondersteuner in het begin van het academiejaar of zo snel als mogelijk. Attesten van faciliteiten worden opgesteld in samenspraak met de student en studentenondersteuner en goedgekeurd door het opleidingshoofd.
- Een overlijdensbericht voor een overlijden tot in de 2e graad.
- Een ongeval dat met officiële documenten kan worden gestaafd.

Alle andere afwezigheden worden niet erkend als gewettigd afwezig.

Wie toch meent dat hij een andere geldige reden kan aanvoeren voor een mogelijke afwezigheid moet hiervoor eerst via mail contact opnemen met het opleidingshoofd. Zij beslist over de mogelijke geldigheid.

De student brengt tevens de lector op de hoogte van zijn gewettigde afwezigheid.

2. De student die laattijdig inschrijft, wordt uiterlijk een week na de inschrijving in de les verwacht en legt bij zijn eerste les het bewijs van inschrijving voor aan de lector. Inschrijven voor dit opleidingsonderdeel kan tot einde van derde week na start van het opleidingsonderdeel.

3.  Bij opdrachten gelden de taalrichtlijnen en taalnormen zoals meegedeeld in de Blackboardcursus van dit opleidingsonderdeel. Voor de examens worden er geen minpunten voor taal gehanteerd.

1. Een student die het aantal toegestane ongewettigde afwezigheden voor de werkzittingen overschrijdt, krijgt als evaluatie voor het mondeling gedeelte van het examen in eerste zittijd een 0.

2. De student moet op beide keuzemodules samen een minimumscore van 7/20 behalen. Indien deze minimumscore niet behaald wordt, is de maximaal te behalen score voor het volledige opleidingsonderdeel 8/20.

3. Indien niet voldaan is aan de taalrichtlijnen en taalnormen, resulteert dit in minpunten, zoals weergegeven in het desbetreffende document in de Blackboardcursus van dit opleidingsonderdeel.

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.